Emmen

Wat is een tuinreservaat?

 Een Tuinreservaat is een tuin waar alle dieren en planten welkom zijn. Het is geen wilde natuur, het is een tuin. Maar dan wel een tuin waar alle gasten welkom zijn. 

Waarom een tuinreservaat?

Het gaat niet goed met de natuur in Nederland. En niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Bodemdieren, insecten, amfibieën, zoogdieren en wilde planten verdwijnen in hoog tempo door intensieve landbouw en vernietiging van natuurgebieden. Dat doen we als mensen zelf. Maar het is slecht nieuws, want juist die insecten bestuiven onze planten. Zonder die bestuiving geen zaden, en zonder zaden geen voedsel. Ons voedsel is voor een heel groot deel afhankelijk van insecten. Vogels voeren hun jongen met rupsen en zorgen zo dat insecten niet tot een plaag kunnen uitgroeien. Zo heeft ieder dier in de natuur een functie. En omdat er steeds meer van hun natuurlijke leefomgeving verdwijnt moet er een nieuwe leefomgeving voor ze terugkomen.

Nederland heeft meer dan 3 miljoen tuinen. Samen hebben die tuinen een oppervlakte dat groter is dan het Nationaal Park De Hoge Veluwe. Als we allemaal ons best doen om dieren en wilde planten weer een plekje in onze tuin te geven kunnen we de natuur een handje helpen. En dat is ook beter voor onszelf en de generaties die na ons komen.

Wat zijn de kenmerken van een tuinreservaat?

Dieren hebben een veilig plekje nodig om te schuilen, te overwinteren en hun jongen groot te brengen. Daarnaast moeten ze kunnen eten en drinken. Daarin verschillen ze dus niet van mensen. Maar hoe die veilige plekjes en dat eten er uitzien hangt af van het dier. Daar moeten we rekening mee houden.

Vogels hebben nestplekken nodig. Dat kunnen nestkastjes zijn, of een dichte heg, liefst met doornen zodat een kat er niet in klimt, of een hoge boom. Ze eten zaden en bessen, of juist insecten. De rupsen van insecten hebben ze nodig om hun jongen te voeren.
Insecten leven op planten, tussen dood materiaal, in boomschors en nog veel meer. Elk insect heeft zijn eigen voorkeur. Insecten en hun larven eten planten of andere insecten. Veel insecten zijn afhankelijk van één of maar een heel beperkt aantal soorten planten. Die planten noemen we waardplanten. Een bekende waardplant is de gewone brandnetel voor vlinders als dagpauwoog, de kleine vos, de gehakkelde aurelia en de atalanta. Zonder brandnetels verdwijnen deze vlinders. Daarnaast zijn er voedselplanten. Deze zorgen voor het eten van insecten. Dat zijn vaak inheemse planten, maar ook niet inheemse soorten zijn vaak prima voedselplanten voor vogels en insecten. Maar veel insecten eten ook andere insecten en houden zo het natuurlijke evenwicht in stand.
Egeltjes willen graag overwinteren onder een hoop dood blad en verschuilen zich overdag onder dicht struikgewas of een hoop takken. Padden wonen het liefst is de holtes tussen stenen, terwijl kikkers juist een vochtige omgeving nodig hebben. En zowel padden als kikkers zijn afhankelijk van water om hun eitjes in te leggen. De jongen leven in het water tot ze groot genoeg zijn.
Zo heeft iedere diersoort zo zijn eigen behoeften.

Hoe wordt jouw tuin een tuinreservaat?

Een tuin hoeft niet groot te zijn om en tuinreservaat te zijn. Maar hij moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Als je 7 van de 10 onderstaande punten in je tuin hebt, dan heb je een tuinreservaat.

1. Water in de tuin. Een natuurlijke vijver is het mooist, maar het kan ook een eenvoudige folievijver of een bak zijn. Zet wat oeverplanten neer waar libellen hun eitjes op kunnen leggen en zorg ervoor dat kikkers en padden aan wal kunnen komen. Dat kan via die oeverplanten, maar je kunt ook een schuin plankje maken vanaf de rand in het water.

2. Plant struiken en/of bomen met vruchten, bessen en noten. Als je een aalbessenstruik hebt, laat dan wat hangen voor de vogels. Een vuurdoorn is een geweldige plant voor kleine tuinen, want hij geeft zowel een goede nestelplaats voor vogels, als bloesem voor bijen en hommels en later bessen als voer voor de vogels. Heb je meer ruimte, dan is een vlier prima, wil je iets sierlijkers, dan kun je bijvoorbeeld kiezen voor een krentenboompje of een sierappeltje. En er zijn nog veel meer mogelijkheden.

3. Haal de bestrating weg uit je tuin! Het bestrate oppervlak moet niet meer dan 30% van de tuin in beslag nemen. Moet je echt je auto ergens kwijt? Kies dan voor open bestrating, zoals grasstenen, waar planten tussen kunnen groeien en het regenwater gemakkelijk in de bodem kan wegzakken. Bovendien is een groene tuin koeler dan een stenen tuin. Dat kan op een warme dag 3-8 graden schelen!

4. Zet een klimplant of struik naast of tegen de gevel. Veel vogels vinden dat juist prettig. Maar zorg wel dat katten er niet in kunnen klimmen.


5. Maak de omheining van de tuin diervriendelijk. Een egeltje kan niet door een schutting heen, maak een poortje. Of zorg voor een heg in plaats van een schutting.

6. Plant veel verschillende planten aan met verschillende structuur. Sommige vogels zoeken dichte struiken op, andere willen juist open struiken en bomen. Heb je niet zoveel ruimte? Kies dan voor één struik met de dichte takkenstructuur, en een kleine boom met een open kroon, zoals een sierappeltje.
 

7. Plant planten die nectar bieden voor bijen, hommels en vlinders. Kies voor planten die op verschillende tijdstippen bloeien, zodat de insecten zo lang mogelijk iets te eten hebben. Let daarbij ook op de vorm van de bloemen. Platte bloemschermen zijn mooie landingsplaatsen voor bijvoorbeeld zweefvliegen en bieden nectar voor verschillende soorten insecten. Buisbloemen trekken vlinders en hommels, bijen willen bloemen waar ze wat gemakkelijker bij kunnen, zoals paardenbloemen, margrieten, maar ook rozen en fruitbomen.
 

8. Maak je eigen compost. Dat kan met een composthoop, maar je kunt ook een compostvat gebruiken.
9. Laat rommelhoekjes en maak een takkenril of takkenhoop. Dat kan prima in de buurt van de composthoop. En laat vooral het dode blad de hele winter liggen.

10. Hang nestkastjes op voor vogels, een insectenhotel voor insecten, leg stenen neer voor padden en plaats een egelhuisje (als je geen takkenril hebt).

Wat kun je nog meer doen?

* Gebruik NOOIT gif in je tuin. Door het gebruik van gif (ook wel “gewasbeschermingsmiddelen” genoemd) verstoor je het natuurlijk evenwicht.
Je doodt de luizen, maar neemt ook het voedsel weg van hun natuurlijke vijanden, zoals het lieveheersbeestje. Die verdwijnen dan ook, waardoor je steeds weer zelf de luizen moet bestrijden. Je doodt rupsen, maar neemt ook het voedsel voor jonge vogels weg. En minder vogels betekent weer meer rupsen die niet wor- den opgegeten en dus meer schade. Laat de natuur het werk doen! Die kan meer dan je denkt. En wordt het echt te gek en groeit een soort uit tot een plaag, haal dan de plaagdieren met de hand weg: luizen met een harde koude waterstraal, rupsen, kevers en slakken door ze te rapen en dood te maken of in de groencontainer te doen.
Ook de zogenaamde biologische bestrijdingsmiddelen zijn gif en verstoren het evenwicht. Ze breken alleen gemakkelijker af en laten geen resten achter in het milieu.
* Gebruik geen kunstmest. Planten groeien met kunstmest sneller dan ze van nature zouden doen. Daardoor worden ze slap en meer vatbaar voor ziekten en aantasting door plaagdieren. Een plant die de tijd krijgt om te groeien is sterker, gezonder en gaat langer mee.
* Koop biologische planten en zaden. Ze zijn wat duurder, maar ze zijn zonder gif opgekweekt en zijn sterker. Daarmee help je niet alleen je eigen tuin, maar ook het milieu.
* Heb geduld. Een natuurlijk evenwicht heeft tijd nodig. Het eerste jaar zie je nog niet altijd direct resultaat. Maar als je volhoudt gaat de natuur zich zelf steeds meer redden.
• Ruim niet te veel op. Een tuinreservaat is geen perfect nette tuin. Er staan her en der brandnetels, er liggen takken en hoop- jes bladeren. Maar het is wel een tuin waarin van alles leeft en gebeurt. En met een beetje tolerantie voor wat meer rommel heb je ook nog eens veel minder werk.

Hoe ziet onze tuin er uit?

Onze tuin is erg groot, ruim 2 hectare. Voor een natuurvriendelijke tuin hoef je niet zo’n groot oppervlak te hebben. Ook in een kleine tuin kun je veel bereiken. Maar wellicht doe je bij ons wat ideeën op voor je eigen tuin.


Het grootste deel van ons perceel is groen. Ongeveer 10% bestaat uit gebouwen en bestrating. In een grote tuin is dat overigens gemakkelijker te realiseren dan in een kleine tuin. Alle bestrating is waterdoorlatend, zodat het water in de grond kan zakken.


De grote vijver zorgt voor water in de tuin. Er zitten kikkers, libellen en heel veel waterinsecten. Zoogdieren komen hier drinken. We zien geregeld reeën en hazen. Zwaluwen jagen er op muggen. De bloemen van de waterplanten trekken bovendien bestuivende insecten zoals bijen en hommels. Als het water te hoog wordt mag het wegstromen langs een verlaagd deel van de tuin en daarna in de sloot.


De boomgaard zorgt voor voedsel voor bestuivende insecten. Er zijn peren, kersen, pruimen, appels en een kweepeer. De bloei is van eind maart tot mei, afhankelijk van de soort. Vogels, wespen en hoornaars profiteren mee van de oogst. Voor ons blijft er meer dan genoeg over.


In het grote grasveld mogen ook wilde bloemen groeien. Eén stukje laten we hoog staan tot in de herfst. Hier kunnen allerlei dieren zich in verschuilen. De wilde bloemen die spontaan opkomen leveren voedsel voor insecten.
Langs de oprit zijn heel veel bollen geplant. Met name krokussen zorgen voor het eerste voedsel voor hommels. Het gras wordt pas gemaaid als het loof van de bollen begint af te sterven. Dan hebben de bollen voldoende voedsel verzameld en kunnen ze het volgende jaar opnieuw bloeien.


De voortuin is een dichte verzameling van bloeiende planten. Er zijn veel verschillende bloemvormen, zodat er voor elk soort insect wel wat te vinden is. Bovendien begint de bloei in maart en duurt tot in oktober. Er staan naast sierplanten ook inheemse soorten.


De kas staat in de zomer open. Dat is beter voor de planten, maar tegelijk snoepen de merels ook van de rijpe druiven. Achter de kas staan bessenstruiken, voor een deel voor onszelf, voor een deel voor de vogels. Er hangt ook een insectenhotel.


De moestuin in bakken krijgt eigengemaakte compost. De groente wordt volledig biologisch gekweekt, zonder gif en zonder kunstmest. We passen een 5 jarig wisselschema toe om te zorgen dat de grond niet uitgeput raakt en zich geen specifieke parasieten ontwikkelen zoals aardappelaaltjes. De overmaat aan groente wordt ingevroren, zodat we ook ’s winters nog van onze eigen groente kunnen genieten. Als de tomaten en paprika’s in de herfst zijn verwijderd, zaaien we wintersla in de kas voor verse blaadjes.


Aan de slootkant staat een lijsterbes. Die is er spontaan gekomen. Hij mag blijven. De bloemen worden bestoven door insecten, de bessen worden gegeten door vogels. Verder vinden we hem wel elegant.


De lavendel heg langs het huis is een paradijsje voor hommels, bijen en vlinders in juli en begin augustus.


In het gras mogen de paardenbloemen gewoon blijven staan. Ze bloeien vooral in april en zorgen voor veel voedsel voor bijen en andere insecten.
Onder het gras is een waterkelder ingegraven. Hierin kunnen we 18 m3 regenwater opslaan. Daarmee besproeien we de moestuin en de planten in de kas. Zo hebben we geen leidingwater nodig. 

Aan de schaduwkant van het huis is een kleine schaduwtuin aangelegd, met aan weerskanten een beukenhaagje. We knippen alle hagen pas eind juni, als de jonge vogels zijn uitgevlogen.

Aan het huis hebben we nestkastjes opgehangen voor mezen en mussen. Die eten de rupsjes uit de fruitbomen en bestrijden op natuurlijke manier de eikenprocessierups. Op de terrassen staan grote potten met kleine bomen en bloeiende planten voor nog meer groen en bloemen. 

Voorbij de moestuin ligt een hoop zwerfkeien. Ze komen uit onze eigen grond en zijn daar verzameld. Ze zijn een mooie schuilplaats voor padden en verschillende soorten insecten.

De grote eikenbomen achter het huis stonden er al. Ruim 300 verschillende soorten dieren kunnen op eikenbomen leven. Daarmee zijn ze de belangrijkste bomen in Nederland voor biodiversiteit.


In de rododendrontuin achter de grote eik staan heel veel verschillende rododendrons. Die zijn niet inheems, maar ze worden wel erg druk bezocht door allerlei insecten. De bloei is van begin april tot eind mei. Verder zijn er verschillende bomen aangeplant. De Gleditsia (Valse Christusdoorn) is een magneet voor wilde bijen. Als hij bloeit in juni zoemt de hele boom. De krentenboompjes leveren niet alleen leuke bloemen in april, maar ook vruchtjes in augustus die geliefd zijn bij merels en spreeuwen.


De bomen en struikenhaag rechts van de rododendrontuin bestaat vooral uit inheemse soorten en bevat veel bloeiende en bes dragende planten.


Achter deze haag staan de compostbakken, waarin het tuinafval wordt verzameld. De compost gaat vervolgens weer als voedsel voor de planten terug de tuin in. Naast de compostbakken zijn 2 gazen bakken voor bladafval. Dit is voor ons een experiment. We willen hiervan bladaarde maken dat we kunnen gebruiken voor het zaaien en opkweken van onze groenteplanten.


In de rozentuin staan veel verschillende rozen. Vrijwel alle rozen hebben enkelvoudige of halfgevulde bloemen, zodat insecten goed bij het stuifmeel kunnen komen. De hoofdbloei is in juni, als de rododendrons zijn uitgebloeid. Daarna bloeien de meeste rozen door, maar met minder bloemen. We hebben soms zelfs in december nog rozen! In de winter staat dit deel van de tuin vol rozenbottels. 

De grassentuin is voor de late zomerbloeiers en herfstbloeiers. Deze tuin is “wilder” en vormt de overgang tussen de meer formele tuingedeeltes en het bos erachter. Hier bloeien bloemen vanaf juli tot diep in de herfst. In de winter gebruiken reeën de hoge siergrassen als slaapplaats. Het snipperpad wordt om de paar jaar aangevuld met nieuwe snippers. De oude vergaan vanzelf en vormen compost voor de grassentuin.


Achter de grassentuin begint het bos. Hierin staan 50 inheemse soorten bomen en struiken en nog een heleboel niet inheemse die door vrienden en familie zijn gedoneerd. Dit deel laten we zoveel mogelijk aan zijn lot over. Er staan heel veel bes dragende een noten dragende bomen en struiken. Ze bloeien van maart tot in juni en leveren de hele winter voedsel voor vogels. We houden hier alleen de paden vrij. Overgeschoten snoeihout wordt in het eerste deel van het bos opgeslagen en vormt een grote takkenberg waar vogels nestelen en egeltjes wonen. Helemaal achterin is nog een poel uitgegraven als drinkvijver voor reeën en andere zoogdieren. Ook kikkers maken er gebruik van. De heuvel die ontstaan is uit de grond van de poel wordt soms gebruikt als hol door vossen. In de winter ruikt het hier naar dierentuin, een teken dat er vleesetende dieren wonen.

Fam. Schoemaker, Vastenow 154, 7885AP Nieuw-Dordrecht, 06-5361 4884. Open tijdens Open Tuinen Carrousel Drenthe www.opentuinencarrouseldrenthe.nl en op afspraak.